Mijn droom achterna

Reizen naar Benin met Hubi en Vinciane

Sinds ik in 2005 met mijn ouders naar Zuid-Afrika reisde, heb ik mijn hart verloren aan het rode, Afrikaanse zand. Twee jaar geleden greep ik mijn kans: ik koos voor drie maanden van het stagejaar geneeskunde in Afrika. Ik kreeg mijn eerste keuze: gynaecologie en pediatrie in Papané en Boko, Benin. De extra voorbereiding die erbij kwam hield me niet tegen. Maar in de loop van 2014 breidde de Ebolacrisis zich uit over een deel van West-Afrika.

Maandenlang stelde ik elkeen gerust: “Neen, er is nog geen enkel geval gemeld in Benin en er is geen negatief reisadvies”. Mijn wereld stortte dan ook in toen de KU Leuven de stage annuleerde en ons in een mailtje verbood naar Benin te trekken. Tien dagen voor ons vertrek, hoewel de Ebolacrisis al maandenlang duurde. We hadden geen tijd voor een alternatief in Afrika, daarom deed ik mijn stage in Aalst.

Dit was voor mij een zeer grote teleurstelling. Maar samen met mijn vriendin Helen zocht ik naar een tweede kans: in juli, tijdens de vakantie zouden we naar Benin reizen. Ik had tijdens de voorbereidende gesprekken voor de buitenlandse stage een heel goed gevoel bij het project in Benin. Wij wilden graag met hen samenwerken.

Na een volledig jaar stage geneeskunde kozen Helen en ik voor iets anders: het landbouwproject van Hubi en Vinciane. Onze medische kennis gebruikten we door preventielessen te geven in de dorpjes rond het ziekenhuis.

Het was zover: eindelijk naar Benin!

In Cotonou wachtte Boni van AMCES, een overkoepelende NGO ter ondersteuning van ziekenhuizen in Benin, ons op. Bij hen brachten we 2 nachten door. Tijdens de rit naar AMCES verwonderden we ons over de verkeerschaos, vele kraampjes langs de weg, honderden zems (taxi-moto’s) die van overal opdoken, golfplaten hutjes, … Hoewel het pikdonker was buiten, voelden we dat we in een andere wereld waren.

De volgende dag verkenden we Cotonou. Eerst onzeker, maar al snel op ons gemak achterop de zem, namen we de vreemde stad in ons op. ’s Anderendaags met de bus naar Parakou: een lange rit, slalommend tussen putten in wegen. Hier geldt de wet van de sterkste: een moto gaat aan de kant voor een auto, een auto moet opzij voor de bus. Bij elk inhaalmanoeuvre leken we net te onstnappen aan een frontale botsing. Plots hoorden we een luide knal. De stang van de aandrijfriem had het begeven, de bus kon niet verder en een vervangstuk uit Cotonou bleek noodzakelijk. Niemand maakte zich druk: zo’n dingen gebeuren nu eenmaal. Na 4 uur wachten in the middle of nowhere was het wisselstuk er. We konden verder rijden. De schrijnende armoede drong nu echt tot me door. Kleine dorpjes met lemen hutjes en magere kindjes die je aanklampten op een van de marktjes waar de bus stopte, het was een wrang gevoel. Na 13u ipv de verwachte 8u kwamen we in Parakou aan. We werden opgepikt door Bernard, chauffeur van het ziekenhuis in Boko. In het ‘stagiairshuisje’ ontmoetten we Lomme, Ben en Tom, drie studenten burgerlijk ingenieur. Tijdens 2 maanden in Boko kregen studenten , via de organisatie Humasol, de kans om hernieuwbare energieprojecten op te starten in ontwikkelingslanden. Lomme, Ben en Tom installeerden zonnepanelen voor het ziekenhuis, om zo de vele elektriciteitspannes op te vangen.

Samen met Euloge, de projectcoördinator, stelden we een programma op voor de komende week: bezoek aan de boerderijen van Sokounon en Dine, preventielessen geven in de nabijgelegen dorpjes, een rondleiding in het ziekenhuis van Boko. Op de boerderijen kregen we uitleg over de vee- en landbouwactiviteiten. Tijdens de preventielessen in lokale boerendorpjes brachten we de mensen praktische informatie bij over algemene hygiëne in en rond het huis en over alarmtekens bij kinderen en zwangere vrouwen, met de raad zo snel mogelijk naar het ziekenhuis te komen wanneer deze zich voordeden. We hadden een aandachtig en dankbaar publiek!

201512_MijnDroomAchterna_01

Bienvenu en Rabiou, de klusjesman en operatiekwartier-verpleger van het ziekenhuis, leerden ons Parakou kennen. Over de markt lopen was een echte belevenis. We kozen een mooie stof om een typisch Afrikaans kleed te laten maken. Na één week in Boko moesten we reeds afscheid nemen van de vele vrienden die we op deze korte tijd gemaakt hadden.

We zijn blij om iets bijgedragen te kunnen hebben aan het prachtige werk dat de stichting levert. Benin en Boko in het bijzonder zullen voor altijd een plaatsje in ons hart hebben.

Brecht Segers