Koningen van Benin

Benin is een West Afrikaanse republiek met ongeveer 10,7 mio. inwoners. Het was voordien en tot eind 19e eeuw een koninkrijk dat vervolgens door Franse verovering een kolonie werd. Sinds 1960, toen het land onafhankelijk werd van Frankrijk, staat er een president aan het hoofd. Tot 1975 heette het land Dahomey. Dahomey lag in het zuiden van het huidige Benin en werd in 1610 als koninkrijk gesticht.

Restanten van paleizen uit de vroegste periode zijn tegenwoordig nog altijd te bewonderen in de stad Abomey. Ze zijn opgenomen op de lijst van werelderfgoed. Het koninkrijk werd in de periode tussen +/- 1600 en 1894 bestuurd door twaalf koningen; en kende zijn hoogtepunt in het begin van de 19e eeuw met de komingen Guézo en Glélé.

In 1889 begon koning Gbéhanzin een oorlog tegen Porto-Novo dat onder protectie van Frankrijk stond. Dit leidde tot twee veldtochten door de Fransen. Begin 1894 gaf Gbéhanzin zich over. Het land werd als kolonie opgenomen in Frans-West-Afrika. In 1958 verkreeg het land autonomie als de Republiek Dahomey, en op 1 augustus 1960 werd het volledig onafhankelijk.

Bloeiend koninkrijk Dahomey

In de 17e eeuw besloeg het Koninkrijk Dahomey een aanzienlijk deel van West-Afrika. Het was een welvarend koninkrijk dat slaven verhandelde aan de Europeanen, vooral Portugezen en Nederlanders.

De inwoners van het oorspronkelijk koninkrijk behoorden tot de etnische groep der Fon. Ze waren niet erg geliefd onder de buurvolkeren wegens de voortdurende oorlogen voor het verkrijgen van slaven. Om de paar jaar werd een nieuwe oorlog geopend om aan nieuwe slaven te komen die soms in het koninkrijk zelf te werk werden gesteld, soms aan Europese slavenhandelaren werden verkocht. De kust van het koninkrijk raakte dan ook bekend als de “Slavenkust”. Een oud Portugees fort, tegenwoordig museum, in de kustplaats Ouidah herinnert nog aan de slavenhandel.

Halverwege de 19e eeuw vestigden veel Braziliaanse ex-slaven (Aguda) zich in steden als Ouidah en Porto-Novo waar zij zich richtten op de handel. Cultureel hebben zij veel invloed gehad op de plaatselijke bevolking, voornamelijk op de Yoruba.
Vanaf de 19e eeuw viel het koninkrijk uiteen.

De 12 erkenden Koningen van Dahomey zijn:
• ???? – 1620: Gangnihessou
• 1620-1645: Dakodonou
• 1645-1685: Houegbadja
• 1685-1708: Akaba
• 1708-1732: Agadja
• 1732-1774: Tegbessou
• 1774-1789: Kplinga
• 1789-1797: Agonglo
• 1797-1818: Adandozan
• 1818-1856: Guézo
• 1856-1889: Glélé
• 1889-1894: Gbéhanzin

Paleizensite van het koninkrijk

Onder de twaalf koningen vestigde het koninkrijk zich als een van de meest krachtige van de westkust van Afrika. Met uitzondering van koning Akaba – die had zijn eigen, aparte behuizing – bouwden alle koningen hun paleizen binnen dezelfde lemen muur. Dit was in overeenstemming met eerdere paleizen wat betreft het gebruik van ruimte en materialen. Het gebied beslaat 47 hectare en ongeveer 10 paleizen zijn er naast elkaar of boven elkaar gebouwd, op volgorde van troonopvolging.

De Koninklijke Paleizen van Abomey zijn de belangrijkste getuigenis van het koninkrijk Dahomey. De paleizen waren centra van handwerktechnieken en dienden ook als opslag voor de schatten van het koninkrijk. Het gebruik van traditionele materialen en polychrome bas-reliefs zijn belangrijke architecturale gegevens. De verstevigde structuren tonen een ingenieuze ontwikkeling en vormen een uniek geheel.

In de paleizen van koning Ghézo en van koning Glélé is vandaag het historisch museum van Abomey gevestigd dat de geschiedenis van het koninkrijk en zijn symbolen uitdrukt.
Het getuigt van een glorierijk verleden.

De rol en verantwoordelijkheden van enkele van de koningen.

Houegbadja (1645 — 1685)

Houegbadja was de eerste van deze heersers die het koninkrijk Abomey daadwerkelijk vormgaf: hij stichtte de stad door zijn paleis te bouwen (genaamd ‘Agbome’, in het hart van de heuvels) in de buurt van Guedevi, een paar kilometer ten noordwesten van Bohicon. Hij was een wijze leider, gerespecteerd door de bevolking.
Hij maakte wetten, benoemde ministers en ontwikkelde de bureaucratie, religie en een politieke structuur dat Dahomey zo karakteriseert. Houegbadja’s symbolen waren een vis (houe), een net (adja) en een oorlogsknuppel (kpota).

Guezo (1818 — 1858)

Geteld als negende koning wordt Guezo beschouwd als een van de grootste koningen van de dynastie. Zijn symbolen waren twee vogels in een boom, een buffel en een pot met gaten die omhooggehouden wordt door twee handen. Deze pot is tegenwoordig nog steeds het nationale symbool van eenheid.

Elk jaar plande Guezo een militaire campagne. Zijn krijgsgevangen werden verkocht als slaven. Hij vergaarde daardoor veel rijkdom, die hij vervolgens weer aanwendde om oorlog te voeren – o.a. met 4.000 beruchte Amazones – maar ook om landbouw en handel te bevorderen. Er werd nu ook in goederen gehandeld met Frankrijk. Hij was zeer geliefd en toen hij omkwam in een oorlog tegen de Yoruba´s werd dat als een grote tragedie beschouwd.

Glele (1858 — 1889)

Glele zette de succesvolle oorlogen van zijn vader voort. Hij tekende ook verdragen met Frankrijk. De Fransen verkregen handelsrechten in Cotonou tijdens zijn regeerperiode. In tegenstelling tot de Engelsen gingen de Fransen in die periode in het geheim nog door met de slavenhandel. In zijn eigen koninkrijk werden voor het harde werk ook nog slaven ingezet. Ze werden ook gebruikt bij traditionele ceremonies, als ´boodschappers van de voorouders´.Tegen het einde van Glele’s regeerperiode nam de invloed van Frankrijk toe door de groeiende economie van Cotonou. Frankrijk kreeg het langzaamaan voor het zeggen in Dahomey.

Behanzin (1889 — 1894)

Behanzin was Abomey’s laatste onafhankelijke leider en wordt beschouwd als een van de grootste heersers. Zijn symbolen zijn de haai, het ei en een gevangene die aan een vlaggenmast hangt.Behanzin was intelligent en dapper. Hij zag dat de Europeanen steeds grotere invloed kregen in Afrika en hij probeerde door zijn buitenlandse politiek de Europeanen uit te sluiten. Net voor de dood van Glele lokte hij de Fransen uit tot een oorlog. Behanzin en zijn leger vielen de Fransen aan in de buurt van Cotonou. Ondanks de superioriteit van het Franse leger, won niemand de strijd en zowel Behanzin als de Fransen trokken zich terug.

De vrede duurde twee jaar, terwijl aan beide kanten werd gewerkt aan een versterking van het leger. Het leger van Dahomey viel dorpen aan bij Grand Popo en Porto Novo om de grenzen van het oude koninkrijk veilig te stellen. De Fransen zagen dat als een oorlogshandeling en verklaarden de oorlog. Uiteindelijk wisten de Fransen heel Dahomey in handen te krijgen.
Het Benin van die tijd was daarmee het laatste traditionele koninkrijk van Afrika dat door koloniale machten werd ingenomen. In 1894 gaf Behanzin zich over. Hij leefde de rest van zijn leven in ballingschap op Martinique en in Algerije. Na zijn dood werd zijn lichaam overgebracht naar Abomey.
Behanzin werd opgevolgd door Agoli-agbo, een ver familielid van hem en de enige potentiële leider die de Fransen toestonden.