Frieda Van Wijck ging deze maand mee op missie naar Benin. Ze deelt graag met u haar ervaringen en gedachten tijdens en na de reis.
Gedecideerd loopt Soeur Mireille Aguessi van de ene ziekenhuisafdeling naar de andere. Ze is nog maar 35 en verpleegster/anesthesiste van opleiding, maar ze runt sinds kort het ziekenhuis van Papané, een 60-tal kilometer bezuiden Parakou en zo’n 450 km noordwaarts van de havenstad Cotonou. Pascale van Assche is heel blij dat het aartsbisdom voor soeur Mireille gekozen heeft. Zelf ben ik ook onder de indruk van haar dadendrang en gedrevenheid. Als jonge vrouw baas spelen over vier dokters, het is niet altijd gemakkelijk geeft soeur Mireille toe. Vandaar dat ze in habijt en witte kap rondloopt, zegt ze. Dat levert in Afrika nog altijd respect op. Het ziekenhuis Saint Martin in Papané is het eerste project van de stichting Hubi en Vinciane, dat we samen met Pascale van Assche bezoeken.
Aan de ingang van het ziekenhuis staat een klein monumentje voor Hubi en Vinciane, voluit Hubert Adriaens en Vinciane van Assche, die hier stage deden in 1977. Na hun dodelijk vliegtuigongeval richtte vader van Assche de stichting op, die steunt op het vrijwilligerswerk van familie en vrienden. Sindsdien is de stichting een van de grote sterkhouders van dit ziekenhuis en van dat in Boko: het hopital Saint Jean de Dieu, zo’n 15 km ten noorden van Parakou. De ‘saint’ in de naam verraadt dat de instellingen destijds zijn opgericht door de plaatselijke katholieke kerk, en die is nog altijd de inrichtende instantie. De kerk in Benin is trouwens een van de steunpilaren van het land. Het waren de bisschoppen die een einde maakten aan de maandenlange stakingen en de marxistische president Kérékou in 1990 konden overtuigen om af te treden en het land op democratische basis te hervormen.
De twee ziekenhuizen hebben elk een 100 tal bedden , maar ze werken samen. Zo pendelt de pediater, dokter Anathole Akoyi geregeld tussen Boko en Papané. Dr. Anathole heeft in Rusland zijn artsenopleiding gekregen. Dat was in de marxistische periode van Benin. De dokter spreekt nog altijd een aardig mondje Russisch, maar geeft toe dat het geen gemakkelijke tijd was, die 6 jaar in dat koude en vreemde land. “ En het racisme!” zucht hij. Eén keer mocht hij in die zes jaar even naar huis komen. Misschien verbeeld ik het me, maar er zit veel weemoed in zijn blik.
Diane Chabi, hoofdverpleegster van de pediatrie, is een vrolijk mens. Ze is verpleegster in het ziekenhuis, maar ook een van de initiatiefneemsters van het vlakbij gelegen weeshuis. Daar worden kinderen opgevangen van wie de moeder overleden is in het ziekenhuis. Op vaders wordt niet zo gerekend voor kinderopvang, die verdwijnen vaak in de natuur. Samen met twee andere verpleegsters hebben ze de kinderen voor de gelegenheid helemaal in het nieuw gestoken, allemaal van dezelfde lap stof met paars motief. Het zijn prachtige stoffen die weliswaar de Beninese zon nodig hebben. Op mijn foto’s, zo merk ik nadien komen de kleuren maar half zo goed tot hun recht. Op het einde van ons bezoek krijgen de kinderen elk een schriftje met kleurige kaft van Pascale Van Assche. Voor kinderen die op school nog altijd met lei en krijtjes schrijven, een kleinood van jewelste. Als je dan denkt aan dehoeveelheid rommel in een gemiddelde Belgische kinderkamer ….
In het ziekenhuis in Papané worden aan de lopende band keizersnedes gedaan, want de meeste vrouwen komen pas naar het ziekenhuis om te bevallen als er écht problemen zijn. De gynecoloog dokter Emile Kouthon verzekert mij dat hij mooie littekens maakt. Hij heeft net als dokter Anatole dank zij de stichting een specialisatiejaar gedaan aan het Brusselse Saint Luc.
In het andere ziekenhuis, in Boko, loopt het vol kindjes met een, soms twee, benen in gipsverband. Blijkbaar komen misvormingen aan benen en voeten nog vaak voor . Die worden door een rondtrekkende kinesist in de loop van het jaar geregistreerd, en als er dan een missie van Artsen zonder Vakantie voor een korte tijd neerstrijkt in het ziekenhuis, worden al die patientjes behandeld. Een jongetje van ongeveer 5 jaar oud heeft zijn twee beentjes tot aan zijn heup in het gips, maar tottert ons overal achterna. Ik versta niet veel van wat hij zegt, maar het is een vrolijk fransje die zich van zijn fysieke beperkingen niet veel lijkt aan te trekken. Hij leert mij met veel geduld een liedje zingen dat hij kent van school.
Angèle Dossa is de enige vrouwelijke dokter in het ziekenhuis, maar ze staat op haar strepen. “Als mannen niet door mij willen onderzocht worden, en dat gebeurt geregeld, dan zeg ik dat ze maar moeten wachten tot een van de mannelijke dokters vrij is. En dat kan lang duren. Vaak geven ze hun weerstand dan wel op”. Maar ze geeft toe dat het geregeld schipperen is, tussen de vele vooroordelen en culturele gewoontes. Of ze niet te maken krijgt met patiënten die meer geloof hechten aan de voodoo-tovenaar? “Dat gebeurt, maar daar moet je begrip voor hebben”. Ze gaat niet in discussie met een aidspatiënte die komt vertellen dat ze de ziekte gekregen heeft omdat ze geen verse mais had gegeven aan haar fetish, haar persoonlijke geest of god. Ze legt wel uit dat hààr medicijnen werken, en dat ze dat niet kan garanderen als de patiente die gaat mengen met wat ze van de plaatselijke voodoopriester voorgeschreven krijgt.
Het voodoo geloof maakt nog altijd deel uit van de plaatselijke cultuur vooral in het zuiden van het land, maar het is niet makkelijk om er iemand over aan de praat te krijgen. Een van de chauffeurs probeert het mij uit te leggen: ieder heeft zijn persoonlijke god of fetish, die krijgt een altaar en daar hebben ze een soort commerciële relatie mee: hij kan een stuk vlees of een ananas of verse mais krijgen als hij dit of dat doet. En als er malheuren gebeuren is dat omdat de fetish ongelukkig of boos is. En dan zijn er nog de voodoo priesters die uitleggen wat de fetish precies wil. Niels, een Belgische IT student, die in Parakou een stage komt doen, zegt dat hij in een school iemand in trance zag gaan. Maar veel begreep hij er ook niet van.
Niels zou iets met IT doen in de scholen, maar nu bleek dat de overheid net IT als onderwijsvak had afgeschaft. Misschien vanuit de redenering dat de aanschaf van een computer voor veel scholen toch niet meteen haalbaar is, nog afgezien van de vaak uitvallende stroom. Voor Hubi&Vinciane is onderwijs, naast gezondheidszorg en landbouw een belangrijke pijler. In de schooltjes die door de Stichting worden gesteund, in Papané, Gandou Noma en Kassouala, en in de normaalschool in Parakou heerst een ijzeren discipline en een bijna militaire dril. Gasten worden verwelkomd met fors gezang. Waarna bij wijze van demonstratie de tafels van vermenigvuldiging worden opgedreund en en tot in den treure herhaald. ‘Vier maal zes? ’ en de strenge zwarte leraar wijst met zijn stok iemand aan. Een goed antwoord wordt door de hele klas beantwoord met ritmische geklap: drie keer kort, drie keer kort, en dan de duimen omhoog en alllemaal samen “Supér!”. Het motiveert waarschijnlijk meer dan een ‘juist’ van de leraar.
Lea Akpo, dochter van een belangrijke lokale koning en dus eigenlijk een prinses, heeft een aantal jaar geleden zelf een normaalschool opgericht. Ze is intussen de pensioenleeftijd voorbij, maar heeft een lange carriere in het onderwijs en internationale instellingen achter de rug en is overtuigd, of beter bezeten, van de idee dat onderwijs de essentie is van alles. Benin is een van de meest stabiele democratieën op het Afrikaans continent, maar de mensen leven er nog altijd van kleine handeltjes en lokale landbouw. Veel volwassenen kunnen lezen noch schrijven, spreken een van de 50 of meer lokale talen, en zijn het Frans – de officiële taal- zelfs niet machtig. Omdat in lokale schooltjes het onderwijs vaak overgelaten wordt aan de enige van het dorp die wat kan lezen en schrijven, heeft Lea Akpo de Eben Ezer normaalschool opgericht om goeie onderwijzers te vormen. Maar het blijft behelpen. De pas geopende bibliotheek kon alvast één volledig boekenrek vullen met boeken over pedagogie geschonken door Hubi&Vinciane. Verder een rek met wat Franse romans, een encyclopedie in 12 delen en een Larousse. Afdankertjes van Europese bibliotheken ongetwijfeld. Maar Lea, in haar stijlvolle maar imposante feestkledij geeft de moed niet op. Weldra krijgen ze internet! Wat een wereld moet voor die mensen opengaan, denk je dan. Bij het afscheid regelt Pascale Van Assche nog snel twee laptops: Lea is door het dolle heen.
Benin is een vruchtbaar land: steek gelijk waar 30 centimeter steel van een maniokplant in de grond en een jaar later heb je eetbare knollen. Overal staan mangobomen met vruchten in verschillende stadia van rijpheid. Maar het blijft subsistentielandbouw. En er wordt nog te weinig aan lange termijn denken gedaan. Met de rijstpelmachine en een stockageruimte van Hubi&Vinciane in Sokounoun hoopt de stichting dat de boeren ook hun overtollige rijst leren opslaan tot de prijzen stijgen en ze hun oogst niet aan de eerste de beste opkoper slijten. De dorpsoudsten en de rijstbouwers zitten in een cirkel onder een enorme mangoboom op ons te wachten. Het doet een beetje denken aan het laatste prentje van ieder Asterix album. Alleen hing er geen bard in de boom. Na de gebruikelijke toespraken, die trouwens telkens volgens een vast stramien verlopen: Pascale stelt de bezoekers voor, er wordt geapplaudiseerd. Dan spreekt de dorpsoudste of zijn woordvoerder een welkomstwoord uit, bedankt voor het gekregene, want het is een geweldige vooruitgang. En er worden meteen suggesties voor de toekomst aan toegevoegd. Dan gaat het hele gezelschap naar de nieuwe rijstpelmachine kijken. De Stichting houdt ter plaatse constant een oogje in het zeil via Euloge Adimi die de landbouwprojecten opvolgt en Antoinette Chbi die de scholen geregeld bezoekt en ouders aanspreekt, vooral om hun dochters op school te houden. Die trouwen vaak nog jong of worden thuis gehouden om te helpen. Als de rijstpelmachine in gang wordt gezet komt het hele dorp kijken. Ook twee vertegenwoordigers van de plaatselijke Rotary club. Terwijl iedereen in veelkleurig kostuum en panje rondloopt hebben de Rotarymannen een effen pak in heftig blauw laten maken waarop emblemen van Rotary en aanverwanten zo’n beetje overal zijn aangebracht: een paar op de borst, op de mouwen, de zoom van het jasje en enkele op de broekspijpen. Ik weet niet of het iets triggert bij Pascale, maar ’s avonds gaat ze met vriendinnen naar de markt lappen stof kopen. Een lokale kleermaker zou daar voor hen dan jurken van naaien. Bij Van Assche doen ze namelijk ook aan réchtstreekse steun aan de ekonomie!
Frieda Van Wijck – februari 2014