Op werkbezoek naar Benin ten tijde van Corona!

Begin maart vloog ik met 2 andere bestuursleden van de Stichting Hubi & Vinciane naar Cotonou voor het halfjaarlijkse werkbezoek aan ons lokale team in Parakou.

Zoals gewoonlijk was de agenda goed volgeboekt: elke minuut in Benin zou dubbel en dik benut worden. In België doken toen de eerste patiënten met COVID-19 op. Wisten wij veel wat dit virus zou aanrichten…

Aangekomen in Benin, bleken de autoriteiten aldaar dit virus wel heel serieus te nemen: mogelijke ziektesymptomen werden bevraagd en onze handen moesten ontsmet worden voor we het land in mochten. Dit onthaal was anders dan anders, maar werd snel vergeten in de rush van het ene blijde weerzien na het andere, van de ene vergadering naar de andere.

Vele handen werden geschud, die van burgemeesters, ngo-medewerkers, zone-chefs, directeurs en dokters van de hospitalen, de bisschop en de vicarus, Unicef-medewerkers, professoren, en niet te vergeten onze eigen medewerkers,…

Bezoek aan burgemeester Ndali in aanwezigheid van leden van het Team Benin, stagiaires en bestuursleden van de Stichting

Zoals steeds trachtten we onze samenwerking te optimaliseren en ons netwerk te verstevigen onder het motto “vele handen maken licht werk”. Onze reis verliep uitstekend: de zon scheen (we waren net voor het regenseizoen), de wegen vielen best mee, onze strakke planning werd wonderwel nageleefd, de contacten waren voldoening gevend… Het leven in Benin was goed.

Intussen kregen we af en toe “vreemde” berichtjes van het thuisfront over lege winkelrekken en een groot tekort aan WC-papier, over zelf-geknutselde mondmaskers en een Corona-crisisteam in België. We voelden wel dat er in België iets heel onheilspellend aan de hand was, maar we konden het niet goed vatten. In de loop van onze tweede week in Benin stuurde de Belgische ambassade ons het ‘Corona-alert’ door. Dit bericht vanwege de Beninse overheid stelde dat iedere reiziger uit een ander land 14 dagen in quarantaine moest, alvorens hij zich vrij over het grondgebied mocht begeven.

Omdat wij al een tijd in Benin waren, bleek dit bericht niet van toepassing voor ons en konden wij ons werkbezoek verderzetten. Toch merkten we dat er enige terughoudendheid ontstond tegenover “mensen uit het buitenland”. Handen geven deden we niet meer; wij werden plots potentiële dragers van het virus… Toen om die reden een belangrijke vergadering werd geannuleerd, nam onze ongerustheid toe. Toen pas aangekomen studenten en partners rechtsomkeer naar België moesten maken of hun reis moesten stopzetten, werd de ernst van de zaak nog duidelijker. De onzekerheid omtrent het verdere verloop van stages en projecten in Benin groeide met de dag, terwijl in België de paniek groeide.

Vergadering van CAN (Conseil de l’ alimentation et de la nutrition) in Cotonou op veilige afstand van elkaar.

Onze medewerkers en de bevolking in Benin leken minder vreemd op te kijken van dit virus. Zij zijn natuurlijk wel het een en ander “gewoon”. Talloze virussen zijn de afgelopen jaren in Benin al bestreden (het lassa-virus, om maar iets te noemen)…. Dit soort epidemieën hoort tot de leefwereld van de mensen daar. Zij lijken te weten hoe ze hiermee moeten omgaan en hebben ervaring met de aanpak ervan…

“Handhygiëne: ja, natuurlijk! Quarantaine: ja, natuurlijk! Wat er ook nodig is en zolang als het nodig is. Het is, wat het is.”, dat straalden de mensen in Benin uit.

Daar kunnen wij iets van leren. Voor mij was het op dat moment en eens te meer heel duidelijk: Laat ons -voorlopig enkel figuurlijk- de handen in elkaar slaan om dit virus te verslaan, laat ons leren van elkaar. Laat ons daarnaast ook -voorlopig enkel figuurlijk- de hand reiken naar elkaar om andere uitdagingen aan te gaan, waar geen virus mee gemoeid is, waar geen vaccin voor nodig is, waar we nu al iets aan kunnen doen…

Omdat ik kan meewerken aan de strijd tegen ondervoeding, omdat de oplossing hiervoor “simpelweg” voedsel is, daarom ging ik mee op werkbezoek en ben ik vrijwilliger bij de Stichting Hubi & Vinciane. High five!

Ingrid Hofkens